Bezetting en verzet in Nederland
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had Nederland verklaard neutraal te zijn. Op 10 mei 1940 overviel het Duitse rijk zonder oorlogsverklaring Nederland, België en Luxemburg, die na weinige dagen capituleerden en werden bezet. Vanaf 1941 was de Nederlandse „Nationaal Socialistische Beweging“ (NSB) de enige toegelaten partij.
De eerste Nederlandse verzetsgroep „Geuzen“ werd al op de dag van de capitulatie van Nederland opgericht. Ook de Nederlandse Communistische Partij organiseerde ook meteen ondergrondse groepen. In februari 1941 kwam het uit protest tegen de antisemitische maatregelen van de Duitse bezetter tot een algemene staking, die na twee dagen met geweld door de Duitse bezetters werd neergeslagen.
Eind 1942 wird de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) opgericht, die onderduikers voorzag van valse papieren en voedselrantsoenkaarten. Belangrijk voor het verzet was ook de rol van de kerken. Naar schatting waren er op het hoogtepunt ongeveer 350.000 mensen verborgen, waaronder 25.000 joden. 5778 Nederlanders werden tot op de dag van vandaag in Yad Vashem geëerd als „Rechtvaardige onder de Volkeren“ omdat ze het leven van Joodse mensen redden.
– Ytje Stevens-Roorda
Binne Rooda – verzet uit christelijke overtuiging
De vroeg weduwnaar geworden Binne Roorda was tot 1938 leraar in Oudeschip en verhuisde in 1940 naar een huis aan de Ernst Casimirlaan 4a in Groningen. Daar woonde hij met de huishoudster Maike de Zoete en zijn vijf kinderen Philippus, Gerrit, Ytje, Grietje en Foekje. Sinds zijn jeugd wilde hij predikant worden en in Groningen werkte hij als predikant in een ziekenhuis.
Als gevolg van de Duitse bezetting sloot Binne Roorda zich aan bij de verzetsgroep „Groep de Groot“, die in Groningen werd opgericht. Leider van de groep was Gerrit Boekhoven. Hij werkte in een fabriek voor drukplaten en kon zo valse identiteitspapieren en voedselkaarten vervaardigen.