Joodse burgers en het nationaal-socialisme in Oldenburg
Sinds de vroege 14e eeuw leefden Joodse vrouwen en mannen in Oldenburg. Rond 1700 stichtten ze een gemeente en in 1853 wird een vergunning verleend voor de bouw van een synagoge in de Peterstraße. Hier was ook een Joodse school. Veel Oldenburgse Joden waren net als Samuel Lazarus veehandelaars.
Begin van het nationaal-socialisme in Oldenburg
De NS-tijd begon in Oldenburg reeds eerder dan ergens anders in het Duitse rijk: al bij de Reichtagswahlen in 1928 haalde de NSDAP in de Freistaat Oldenburg het beste resultaat in het gehele Duitse rijk. In 1932 werd in de Freistaat Oldenburg de eerste puur nationaal-socialistische landsregering onder minister-president Carl Röver gevormd.
De stad Oldenburg had in 1933 ongeveer 50.000 inwoners, waarvan er 369 Joods waren. Toen de nationaal-socialisten in januari 1933 in geheel Duitsland aan de macht kwamen, begon ook in Oldenburg de openlijke terreur tegen andersdenkenden en minderheden. Het antisemitisme speelde daarbij in de NS-ideologie een centrale rol en werd door grote delen van de Duitse bevolking gedeeld.
Ontrechting en vervolging
De beginnende antisemitische maatregelen hadden tot doel de Joodse burgers uit het openbare en economische leven te verdringen en volledig te ontrechten. Joodse vrouwen en mannen mochten hun beroep niet meer uitoefenen en werden op basis van de „Nürnberger Gesetze“ steeds meer ontrecht.
In de nacht van 9 op 10 november 1938 werd door de nationaal-socialisten in Oldenburg de Reichspogromnacht geënsceneerd. De synagoge in de Peterstraat werd in brand gestoken en de mannelijke Joden gearresteerd. Ze werden onder de ogen van de bevolking door de stad naar de gevangenis gedreven en van daaruit verder naar het KZ Sachsenhausen gedeporteerd. Ook Samuel Lazarus en zijn zoon Jan werden gearresteerd, werden aansluitend echter weer vrij gelaten.