Het lot van Samuel, Gerda en Ilse Lazarus
Op 23 juni 1943 werden Samuel Lazarus, zijn vrouw Gerda en dochter Ilse vanuit Hamburg naar het getto van Theresienstadt gebracht. Ilse werd op 23 oktober 1944 opgeroepen tot deportatie. Toen ze zich weer naar haar ouders omdraaide, liep haar moeder achter haar aan. Gerda werd samen met Ilse naar Auschwitz gedeporteerd en waarschijnlijk werden ze daar kort na hun aankomst op 25-10-1944 vermoord.
Voor Ilse en Gerda Lazarus bevindt zich een struikelsteen in Hamburg op het laatste adres in de Försterweg 43. Samuel werd op 8 mei 1945 volledig uitgemergeld door het Rode Leger bevrijd. In oktober 1945 keerde hij weer terug naar Oldenburg.
Na 1945
Jan Lazarus was na zijn ontsnapping naar Engeland in het Britse leger en nam deel aan de landing van de geallieerden in Normandië. In 1946 werd hij overgeplaatst naar Oldenburg, waar naartoe zijn vader Samuel ook was teruggekeerd.
Samen bedreven ze weer een veehandel en een slachthuis aan de Donnerschweer Straße 120, dat nu weer van de familie van Samuels overleden vrouw Gerda Jakobs was.
Compensatie en teruggave
Op een fi nanciële compensatie voor gestolen goederen en voor de ontrechting, vervolging en moord door de Bondsrepubliek als opvolgerstaat hoopten vele Joodse vrouwen en mannen tevergeefs.
– Jan Lawrence
In de naoorlogse periode probeerden Rosa en de andere erfgenamen het familiehuis in Stapelmoor terug te krijgen. Uit de taxatie van het vermogen door de Britse bezetting blijkt dat het is verhuurd aan de gemeenten Stapelmoor en Weener. Wie de hoeve vanaf 1942 heeft geëploiteerd, is niet meer te achterhalen. In september 1952 werd de teruggave van de boerderij en de grond aan de erfgenamen van Lazarus goedgekeurd.